Drie vrouwen en een man die hoopt dat zij hem verklaren, en een dichter die hen alle vier in de schoot geworpen krijgt en als verteller optreedt. Dat zijn de personages in de novelle Het jachtgeweer (Ryōjū, 1949), waarmee de Japanse auteur Yasushi Inoue (1907-1991) op zijn tweeënveertigste doorbrak in de literaire wereld. Misschien is het beter te zeggen dat de twee mannen de aanleiding zijn om de drie vrouwen aan het woord te laten. De verteller ontvangt drie brieven, telkens gericht aan de man, waarin de vrouwen onafhankelijk van elkaar reageren op een langdurig geheimgehouden affaire die de man met een van hen had.
Het geheim blijkt overigens helemaal niet zo geheim te zijn; er werd alleen over gezwegen.
De dochter van de minnares, de echtgenote en ten slotte de minnares zelf spreken zowel als individu als als archetype. Met elke brief kantelt het perspectief op de affaire en op de relaties tussen de vrouwen en de man. De vergelijking met Akira Kurosawa’s film Rashōmon van een jaar later, waarin vier verschillende versies van een incident worden verteld, ligt voor de hand; tenslotte spreekt ook daar iemand vanuit het graf. Maar waar de film uiteindelijk een abstractere bezinning is op de beperkingen van het begrip ‘waarheid’, daar maakt Inoue’s novelle vooral de pijn van emotionele verwijdering tastbaar.
Elke vrouw heeft haar eigen toon. Dochter Shōko heeft een bijna wanhopige neiging om vaak bezwerend haar ‘oom’ aan te roepen, van wie zij pas na haar moeders dood begrijpt dat hij de minnaar van haar moeder was. Echtgenote Midori wendt een luchtigheid en distantie voor die een criticus in 1950 voor ongeloofwaardig hield: haar stem zou de algehele onderkoelde toon van de novelle ondergraven. Minnares Saiko wordt verscheurd door haar liefde voor nicht Midori en ex-man Kadota, en door een afhankelijkheid van haar minnaar Misugi die ze zelf niet goed kan plaatsen.
Alle stemmen hunkeren, maar zij hunkeren op papier. De verteller schreef een gedicht; in reactie daarop krijgt hij een brief waarin drie andere brieven zitten. De eerste daarvan opent met de mededeling dat een dagboek is gelezen. Al dat materiaal komt in handen van de verteller. Hij publiceerde een prozagedicht over een eenzame jager en de eerste man herkende zich daarin: niet alleen in de parafernalia (geweer, hond), maar misschien nog meer in de versregel die spreekt van een ‘witte, droge rivierbedding’. De brieven geven Misugi’s eigen invulling aan dat winterse beeld.
Deze nadrukkelijk literair gekunstelde constructie werkt vooral omdat Inoue zo’n groot stilist is. De actrice Miki Nakatani, die de afgelopen zeven jaar twee keer in de toneelversie van Het jachtgeweer alle drie de vrouwen speelde, zei over Inoue’s stijl dat zijn woordkeus precies en fraai is, maar de strekking ervan giftig. Janice P. Nimura merkte onlangs op dat Inoue schrijft met de spaarzaamheid van een dichter. Het is allemaal waar.
De man hoopt dat de brieven iets over hem onthullen, zoals hij zich herkent in de figuur van de jager. Hij schrijft zelf met krachtige kalligrafie, met majestueus imponerende penseelstreken die op Oud-Chinese rotsinscripties lijken. Het handschrift verleidt de verteller, die misschien al net zo vatbaar is voor vermomde ijdelheid als de drie vrouwen. ‘Wat zouden deze drie brieven voor Misugi hebben betekend? Wat was hij door die brieven aan de weet gekomen?’ vraagt de dichter zich af. Dat is knap: de verteller krijgt geen grip op zijn materiaal; de lezers wel.
In deze liefdesnovelle lijken ook echo’s te klinken van Inoue’s eigen leven. De jager loopt door het winterse landschap van het Izu-schiereiland van zijn jeugd. Twee jaar na diens dood onthulde journaliste Kimiko Shirakami dat zij een langdurige affaire had gehad met Inoue. Vóór haar had Inoue een relatie met een mysterieuze, wat oudere ‘mevrouw T’. Het gedicht dat Midori achterlaat in Misugi’s studeerkamer zou van haar hand zijn. Dit verwijt van de echtgenote werd dan eerst geschreven als boodschap aan Inoue van diens minnares.
‘De grootste Japanse schrijver waarvan je nog nooit hebt gehoord’, is Inoue wel genoemd. Het contrast tussen zijn reputatie in Japan en zijn relatieve onbekendheid daarbuiten is inderdaad opvallend. Daarom is het mooi dat we Inoue’s stemmen nu eindelijk in het Nederlands kunnen lezen.
Ivo Smits